‘Van vinkjes naar verhalen: maatwerk begint met echt zien’
Organisatieantropoloog Jori Alkemade bekijkt het begrip maatwerk door een culturele bril. Voor haar draait goed leiderschap niet om sturen, maar om zien. Geen managementmodellen of dashboards, maar ‘ruimte voor echte ontmoetingen, waar mensen zich veilig voelen om te twijfelen en te leren’. Nieuwe wetten en beleidsnota’s om maatwerk te bevorderen zijn mooi, zegt ze, ‘maar de vraag is: op welke bodem landt het eigenlijk? Culture eats strategy for breakfast.’
Met andere woorden: zonder aandacht voor de organisatiecultuur verandert er weinig. Haar denken is geworteld in de Ubuntu-filosofie. Daarin staat onderlinge verbondenheid centraal: Ik ben omdat wij zijn. Maatwerk ontstaat volgens haar pas echt wanneer inwoners zich gezien voelen: ‘Als je mensen écht ziet, is maatwerk het enige logische antwoord.’ Ze wijst erop dat juist de onzichtbare lagen van organisaties – rituelen, taal en verhalen – bepalen wat werkt. ‘Vier je vinkjes of vier je persoonlijke verhalen? Dat is een keuze en zegt veel over wat je belangrijk vindt.’
Ook taal doet ertoe, benadrukt ze: ‘Noem je het klantbeleving of de ervaring van de inwoner? Dat lijkt semantiek, maar beïnvloedt hoe je handelt.’ Grote cultuurprogramma’s zijn volgens haar niet nodig; verandering zit in kleine ontmoetingen. ‘Begin bijvoorbeeld met micro-dialogen: vijf minuten in een overleg over één inwoner, loop eens een dagje met elkaar mee, of sta simpelweg stil bij de woorden die je kiest.’
Maatwerk vraagt moed – én steun van boven
In gesprek met elkaar staan de bestuurskundige en de organisatieantropoloog snel op één lijn. Maatwerk, zeggen ze, is geen individuele opdracht, maar een collectieve opgave die verder reikt dan de professional aan het loket. Managers en bestuurders moeten actief ruimte scheppen voor maatwerk en die ook verdedigen. 'Professionals moeten weten dat ze rugdekking hebben', zegt Lianne. ‘Als een fout meteen wordt afgestraft, durft niemand te improviseren.’
Daarnaast vraagt samenwerking binnen teams aandacht. ‘Oudgedienden met veel wet- en regelkennis geven vaak de toon aan,’ merkt ze op, ‘terwijl jongere collega’s meer gespreksvaardigheid en flexibiliteit meebrengen. Erken elkaars perspectieven en geschiedenis, anders praat je langs elkaar heen.’
Jori vult aan dat ook inwoners zelf nadrukkelijk een plek verdienen in dat proces. ‘Een inwoner weet vaak beter wat hij nodig heeft dan de consulent. Je hoeft niet altijd te geven wat gevraagd wordt, maar je kunt wél luisteren en iemand serieus nemen.’